Een wens of doel beschrijven -> willen + infinitief
Ik wil een nieuwe jas kopen.
Woordleer > Het Verbum > presens > willen
voorbeelden in context
Capaciteiten beschrijven -> kunnen + infinitief
Ik kan een dure auto kopen, want ik verdien veel geld.
Woordleer > Het Verbum > presens > kunnen
voorbeelden in context
Verplichting, externe druk te beschrijven -> moeten + infinitief
Ik moet vanavond studeren want ik heb morgen een examen.
Woordleer > Het Verbum > presens > moeten
voorbeelden in context
Toestemming, permissie beschrijven -> mogen + infinitief
Ik mag de straat oversteken want het is groen.
Woordleer > Het Verbum > presens > mogen
voorbeelden in context
Een voornemen, belofte uitdrukken -> zullen + infinitief
Ik zal mijn kamer opruimen.
Een voorspelling doen -> zullen + infinitief (= futurum)
Het zal morgen heel koud zijn.
Woordleer > Het Verbum > presens > zullen
voorbeelden in context